May 11, 2012

First little chapter

First little chapter

Ik ben op het moment bezig met het schrijven van een verhaal. Het is nog lang niet klaar en geen enkel hoofdstuk is al daar waar het moet zijn. Ik heb wel een hoofdstuk af. Het eerste hoofdstuk. Ook dit hoofdstuk is nog niet wat het uiteindelijk gaat worden. En wat het uiteindelijk gaat worden staat bij lange na nog niet vast, maar dit zou op zichzelf een verhaaltje kunnen zijn.

Genoeg om de hete brij heen gedraaid, hier komt het. Hope you enjoy :)

1.
Een heerlijke zoete geur. Ik kan het nog niet helemaal plaatsen, maar ik weet dat het zoet is. Met mijn ogen dicht snuif ik heftig om de lucht goed in me op te nemen. Als bij het proeven van wijn visualiseer ik de lucht als een vloeistof op mijn tong. Een dikke vloeistoef. Misschien ruik ik siroop? Nee, het is anders. Ik haal nogmaals diep adem. Ik ruik ook iets branderigs, iets knapperigs. Ik herken de geur, maar ik kan hem maar niet thuisbrengen. Koekjes? Nee, ook niet. Cake? He, wat irritant! Wat is het nou? Ik doe mijn ogen open. Ik ben in een voor mij onbekende ruimte. Het is een grote, fellichte ruimte. Het is er koud. Vooral mijn voeten voelen erg koud aan. Ik kijk naar beneden en zie dat ik niets aan mijn voeten heb. Dat verklaart in ieder geval de kou. Ik sta op een tegelvloer. Kleine donkerbruine tegeltjes met beige strengels erin. De voegen zijn grijs. Ik til mijn rechtervoet op en strijk met mijn grote teen over het tegeltje onder mijn voet. Ze zijn een beetje grof van textuur en nu ik beter kijk zie ik dat er veel viezigheid in zit. Gatver, ik zet meteen mijn voet weer op de grond. Rond mijn knieën zie ik iets wits wapperen.
Ik onderzoek mezelf wat meer. Ik heb een witte jurk aan van een hele zachte stof. Zijdeachtig bijna, maar ik kan me geen zijde veroorloven, dus dat zal het niet zijn. De jurk komt tot net boven mijn knieën en valt soepel om me heen. De hals is rond en loopt tot een diepe punt op mijn rug waar mijn bruine gevlochten haar in valt. Het voelt erg naakt aan. De mouwtjes zijn erg wijd en vallen krullerig rond mijn bovenarmen. Ik beweeg een beetje heen en weer om te kijken of het stofje meegeeft. Het felle licht in de kamer reflecteert op het stofje. Het lijkt wel alsof er kleine glittertjes in zitten. Ik sta daar even, zwierend in mijn witte jurk. Dan herinner ik me dat ik de ruimte waar ik ben niet ken en dat ik nog steeds die herkenbare zoete geur ruik. Ik kijk op. Het is erg wit op de bruine vloer na. Er is niets in de ruimte behalve ik. De muren om me heen zijn wit en ruw. Ik wil er naartoe lopen om te zien wat ze zo ruw maakt, maar ik kom niet van mijn plek. Ik probeer mijn voeten op te tillen, maar het lukt me niet meer. Dit is niet erg prettig. Ik word een beetje zenuwachtig. Ik ben op een plek die ik niet ken, in een jurk die niet van mij is, voor zover ik me kan herinneren, en ik kan nergens heen. Wat als ik hier nooit meer vandaan kom! Wat moet ik dan? Verhongeren? Ga ik hier dood? Blijf ik hier de rest van mijn leven moederziel alleen? Oh Jezus, niet zo dramatisch April! Rustig nou. Ik moet eerst weten waar ik ben. Ik kan me niet bewegen. Oké. Dan moet ik er op een andere manier achter zien te komen waar ik me bevind. Diep inademen, rustig uitblazen. Dat helpt me altijd om te kalmeren. Ik sluit mijn ogen en concentreer me op de geluiden om me heen. Eerst hoor ik niets behalve het suizen van mijn oren. Een laag, zacht suizend geluid. Dat is het bloed dat door mijn aderen stroomtt. Ik heb wel vaker gemerkt dat ik dat kan horen als ik me goed op iets probeer te concentreren. Het suizen wordt luider. Dit klinkt toch anders dan normaal, sneller. Nee wacht, dit geluid komt niet uit mij. Nu pas valt me op dat er een laag bromgeluid om me heen te horen is. Maar het lijkt ver weg. Niet in deze kamer. Dat betekend dat er iets buiten deze kamer is. Een rode gloed boort zich door mijn oogleden heen. Ik doe ze meteen open en wordt verblind door een fel, helder wit licht. Ik knijp mijn ogen weer dicht en voel nu waar de kou vandaan komt. Een harde wind waait opeens de ruimte binnen. Ik hoor nu niets anders dan de wind en kan nog steeds niets zien door het felle licht. Ik voel de stof van het jurkje wild om me heen slaan. Het is ijskoud. Boven het gebulder van de wind lijk ik nog iets anders te horen, een hoog gepiep. Heel soms, niet constant zoals het gebrom eerder. Langzamerhand nemen de harde wind en het felle licht in kracht af. De piep is steeds duidelijker te horen en ik kom erachter dat het geen piep is, maar het getjilp van een vogel. Ik doe voorzichtig mijn ogen weer open en de ruimte waar ik me zojuist in bevond is weg. De muren, de tegels. Daarvoor in de plaats is een prachtig veld gekomen. De zoete geur is hier nog overweldigender aanwezig dan in de vorige ruimte. Ook is het hier nog kouder. Het jurkje dat ik aan heb is te dun om me warm te kunnen houden en ik voel de haren op mijn huid omhoogschieten in een reactie op de plotselinge vrieskou. Ik begin verschrikkelijk te rillen en te klappertanden. Maar het uitzicht is geweldig. Om me heen is een enorm grasveld omringd door bomen met in het midden allemaal kleine gekleurde bloemetjes. Wit, geel, rood, roze, blauw. Alle kleuren van de regenboog. Een aantal bloemen herken ik meteen. Boterbloemen, margrietjes, klaprozen, vergeet-me-nietjes, distels en haagwinde. Er zijn ook een aantal bloemen waarvan ik de naam niet ken, maar ze zijn prachtig. Kleine en grote bloemen staan kris kras door elkaar en ze lijken allemaal in harmonie met elkaar te zijn. Het lijkt net een kleurig veldboeket dat erom vraagt om geplukt te worden. Maar dat doe ik niet. Ik wil eerst meer zien van dit veld. Links en rechts van me staan de enorme rijen bomen. voornamelijk bestaande uit Beuken, Berken en Kastanjebomen. Allemaal prachtig groen en vol in bloei. Rond en onder de bomen groeien enorme varens. Ik kan niet goed zien wat zich daarachter bevind. Het zullen wel meer bomen zijn. Mijn voeten zijn nog steeds erg koud. Maar dit is een andere kou dan net. Het gras onder mijn voeten is nog nat. Het voelt erg zacht na de harde stenen vloer van hiervoor waar ik niet kon bewegen. Ik wil door het veld lopen. Omdat ik nieuwsgierig ben en omdat ik wil weten of ik weer kan bewegen. Hopend dat mijn voeten me deze keer wel brengen naar een ander punt dan datgene waar ik al de hele tijd op sta, til ik langzaam mijn rechtervoet op. Gelukkig, er zit beweging in. Ik zet mijn rechtervoet en klein stukje van me af in het natte gras. Het kietelt onder mijn voeten. Ik verplaats mijn volle gewicht op mijn rechtervoet zodat ik ook mijn linkervoet kan gebruiken. Voorzichtig schuifel ik zo naar voren. Stapje voor stapje kom ik steeds verder in mijn veld. Nog steeds staan overal bloemen in de meest prachtige kleuren bij elkaar. Ik kijk omhoog. Geen wolkje aan de lucht. Wel heeft het een oranje gloed. Het lijkt op iets dat ik al vaker heb gezien. Zonsopgang! Natuurlijk, het natte gras, de kou. Het is ochtend. Ik snuif de frisse lucht op. Nog steeds die zoete geur. En nog steeds kan ik het niet plaatsen. Ik loop verder naar voren en zie opeens blauw aan de horizon verschijnen. Hoe verder ik loop hoe blauwer het wordt. Wat is het? Het beweegt. Verschillende soorten blauw geven aan dat het beweegt. In golven. Golven. Is het de zee? Ben ik op een klif? Ik stop weer en sluit mijn ogen om de geluiden om me heen goed in me op te kunnen nemen. Maar ik hoor niets anders dan de vogel die ik eerder ook al hoorde. Af en toe voel ik nog een briesje langs me waaien, maar dat voel ik alleen, ik hoor het niet meer. Ik begin het warm te krijgen. Eindelijk! Uit het niets krijg ik opeens het gevoel alsof ik val. Ik val en val en er lijkt geen eind aan te komen. Ik probeer mijn ogen nog te openen, maar dat lukt niet meer. Dan zijn opeens alle geluiden en de kou verdwenen. Ik plof neer op een zachte ondergrond. Om me heen voel ik een ruwe, prikkende stof. De stof is erg klam en ruikt muf. Alsof het al jaren niet meer gewassen is. Wat niet het geval is. Ik heb het gisteren nog gewassen. Nu weet ik wel waar ik ben. Ik wil mijn open niet open doen. Snel probeer ik alle details van het veld weer voor me te halen. Eerst die vreemde witte kamer. De zoete geur. Die ik overigens nog steeds ruik, maar de muffe geur om me heen onderdrukt het enigsinds. Toen die vreemde ijskoude wind en het veld met de prachtige boeketten, de oranje lucht. Het blauw dat misschien een zee was. Maar ik weet dat het te laat is. Dat ik niet meer terug zal keren naar het fijne veld. Ik lig namelijk in mijn eigen bed in mijn kleine kamertje. De kamer en het veld bestaan niet. Het was maar een droom.


No comments: